Niënhof en Oostbroek


Kampina


De fotopunten 1 en 2 liggen bij het Belversven. Dat is een ven met een duidelijk afwijkend formaat en ook de orientatie (zuid noord) wijkt af van het algemene patroon (zuidwest noordoost). De hogere gronden die de hoogtekaart toont aan de oostzijde van het ven zijn ook duidelijk op de foto te zien.

De afwijkende vorm en orientatie heeft mensen aan het denken gezet. Hoewel er weinig onderzoeksgegevens beschikbaar zijn heeft men het idee dat we hier te maken hebben met een restant van een zuidnoord lopend smeltwaterdal, dat aan het einde van het Weichselien door dekzandvorming zijn loop heeft moeten verleggen. De drooggevallen laagte is toen door westelijk winden verder uitgeblazen, waardoor er aan de oostzijde extra zand geaccumuleerd is.

> Lees meer

Niënhof en Oostbroek






Rivieren stromen uit gebergten naar zee. Het rivierwater transporteert daarbij grind, zand en klei. Als het water snel stroomt rollen stenen en grind over de rivierbedding. Als het water langzamer gaat stromen stopt het transport van deze grote en zware last, maar zand en klei wordt nog wel meegevoerd. Van de bergen naar de zee zie je dan ook de gemiddelde korrelgrootte afnemen. Een zelfde mechanisme treedt op bij overstromingen. Loodrecht op de rivier zien we in de bedding grind liggen en direct naast de normale bedding wordt een oever van zandig materiaal gevormd. Veel verder van de rivier, waar het water bijna stil komt te staan bezinken pas de fijnste deeltjes die in het water zweven, de kleideeltjes. Op de foto die langs de Lek genomen is, komt de zandige en hoger gelegen oeverwal duidelijk tot uiting.






Ten zuidoosten van de stad Utrecht ligt het Kromme Rijngebied. Dat is een rivierkleigebied waarvan de afzettingen uitwiggen over de dekzandondergrond op de flank van de stuwwal. De naam Kromme Rijngebied doet vermoeden dat dit gebied bestaat uit afzettingen van het riviertje de Kromme Rijn. De Kromme Rijn was omstreeks het begin van de jaartelling weliswaar een machtige Rijntak, maar dat is toch teveel eer. De afzettingen ten zuiden van de Kromme Rijn zijn voor het merendeel afgezet door eerdere Rijnsystemen, namelijk het Houtense en het Werkhovense systeem. Het pittoreske riviertje dat de huidige Kromme Rijn nu is, vormt dus slechts een mager restant van een eertijds machtige indrukwekkende loop van de Rijn.






Zo’n 1000 jaar voor Christus liep een grote meander van de Kromme Rijn van Bunnik richting Zeist. Sporen van de oude beddingen zijn nog op verschillende plaatsen herkenbaar aan – geringe – hoogteverschillen in het terrein. Op twee landgoederen van de Stichting het Utrechts Landschap, Oostbroek en de Niënhof, zijn sporen van deze beddingen aanwezig in de vorm van moerassige laagten.






Voor een willekeurige bezoeker is het niet zo eenvoudig om in de moerassige zones structuren in de vorm van beddingen te ontdekken. Daarom is indertijd een win-win situatie bedacht door het uitgraven van een stukje bedding, eerst op Oostbroek (1992) en later op de Niënhof (1996). In het kader van natuurontwikkeling op langere termijn bestaat de hoop dat de uitgegraven beddingen als parels kunnen dienen in een snoer waarlangs schoon kwelwater vanuit de Utrechtse Heuvelrug wordt opgevangen.






Op sommige plekken, zoals hier op Oostbroek, is het niet zo eenvoudig om je voor te stellen dat deze moerassige zone een voormalige bedding is. Door de aanwezigheid van een hoger gelegen knuppelpad kan deze avontuurlijke tocht over het moeras overigens op simpele wijze gemaakt worden.






Op andere plekken helpt een doorlopende smalle natte laagte wat bij de beeldvorming.






Uit een oogpunt van educatie is het belangrijk dat de bezoeker van deze landgoederen zich een voorstelling kan maken dat dit gebied indertijd door de rivieren gevormd is. Deze bedding op Oostbroek is aansluitend op de boven afgebeelde moerassige zone in 1992 gegraven en is intussen een lust voor het oog. In de aangrenzende moerassige bedding kan men het resultaat aanschouwen hoe een verlaten bedding na een natuurlijke verlanding oogt. Een blik op de aangrenzende weilanden leert bovendien dat door agrarisch gebruik de natuurlijke hoogteverschillen op sommige plaatsen zijn weggepoetst en dat vrijwel altijd de verschillen in de natuurlijke gesteldheid, in de vorm van een natte bedding en een droge oeverwal, onzichtbaar zijn geworden.






Na de succesvolle aanpak op Oostbroek is in 1996 een vergelijkbare operatie op het landgoed de Niënhof gestart. In 1995 was deze sloot nog een stille getuige van een oorspronkelijke bedding.






In 1996 werd hier door middel van een natuurontwikkelingsproject de sloot verbreed tot een beddingachtige vorm.






Ook hier mag het resultaat er wezen.
Omdat enerzijds op beide landgoederen goed te zien is hoe de moerassige verlande beddingen er nu uit zien en anderzijds door de natuurontwikkelingsprojecten, met als resultaat natuurlijk ogende beddingen, het landschap beter leesbaar is geworden heeft de provincie Utrecht de beddingen op beide landgoederen in 2000 tot een Aardkundig Monument benoemd.

Verantwoording:
Luchtfoto’s: Henk Bol
Grondfoto’s: Wim Hoogendoorn


De Bol


In het zuidwesten van de provincie Utrecht zijn in de uiterwaarden van de Lek enkele prachtige aardkundige fenomenen in de vorm van rivierduinen op een voormalig eiland en een getijdekreek te herkennen. De getijdekreek is prima van af de winterdijk te zien. Bij een bezoek aan de rivierduinen moet rekening gehouden worden met de hoogte van het rivierwater in verband met de begaanbaarheid van de strekdam. Prachtig zijn op deze foto ook de copeontginningen in de Lopikerwaard te zien, maar daar gaat het ons nu niet om.

Wanneer we nog even in de lucht blijven en verder naar het westen kijken dan zien we binnendijks hoe dicht de boerderijen van Willige Langerak hier tegen de winterdijk gelegen zijn. Aan de rivierzijde van de winterdijk, de buitendijkse zijde, liggen allemaal kleiputten. Die getuigen nog van het regelmatige dijkonderhoud dat met de klei uit deze putjes gepleegd is. In de verte lijkt al weer een eiland zichtbaar.

> Lees meer